Overheden kunnen verschillende instrumenten inzetten om natuurinclusiviteit van de landbouw te bevorderen. Welke instrumenten zijn het meest effectief? En hoe voorkomen we dat verschillende subdoelen elkaar in de weg zitten? Froukje (WEnR) en Matt (LNV) werken in het project Interventielogica NIL aan een overzicht van samenhangende instrumenten dat overheden moet helpen de transitie naar natuurinclusieve landbouw optimaal te ondersteunen. Ze vertellen erover in dit blog.
Even voorstellen
Froukje Boonstra 'Ik ben bestuurskundig onderzoeker bij Wageningen Environmental Research (WEnR). Ik doe onderzoek naar of geef advies aan overheden hoe ze kunnen sturen op publieke waarden in het landelijk gebied zoals natuur, leefbaarheid en economische vitaliteit. Soms moet dit via wetten- en regels, steeds vaker gaat dit ook via netwerken en het ruimte geven aan initiatieven van boeren, burgers en bedrijven uit de keten. Meestal is er sprake van een combinatie van instrumenten en rollen.'
Matt Huynink 'Ik ben beleidsmedewerker Natuurinclusieve Samenleving bij het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Daar zit ik in het team Verbinden Landbouw en Natuur dat zich bezighoudt met de biodiversiteitsopgave in het landelijk gebied. Om de biodiversiteit in dat landelijk gebied (en overigens ook in aanpalende natuurgebieden) te verbeteren zetten we in op natuurinclusieve landbouw, waarbij ik me richt op de doelen, monitoring en sturing op die natuurinclusieve landbouw.'
‘Bij verduurzaming van ons voedselsysteem en de overgang naar natuurinclusieve landbouw* zijn tal van partijen betrokken. Naast ketenpartijen, boeren, consumenten en maatschappelijke organisaties, spelen het Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten een rol. Deze overheden zetten allerlei beleidsinstrumenten in, zoals subsidies voor omschakeling, kennisontwikkeling en advies op maat. De nadruk ligt hierbij tot nu toe op faciliteren en stimuleren. Er is echter nog weinig samenhang tussen de instrumenten die worden ingezet en ook de samenwerking tussen overheden kan worden versterkt.’
Als we aan alle opgaven willen werken, ontkomen we niet aan integraliteit
‘Veel uitdagingen in de landbouw worden nog vanuit één specifieke technische hoek aangevlogen. Hierdoor werkt wet- en regelgeving natuurinclusieve landbouw soms juist tegen. Zo kan mestwetgeving in de weg staan van de aanleg van landschapselementen. Dit heeft er bijvoorbeeld mee te maken dat het om uitspoeling te voorkomen niet is toegestaan om grasland (lokaal) te scheuren. Het is, toegegeven, ook complex. Er zijn klimaat-, water-, lucht-, biodiversiteit- en bodemopgaven, en maatregelen die we inzetten voor de ene opgave hebben vaak ook invloed op de andere (in positieve of negatieve zin). Daarom moeten deze opgaven in beleid meer met elkaar worden verbonden. Voor biodiversiteit is dat sowieso noodzakelijk, aangezien biodiversiteit geraakt wordt door praktisch elk landbouwvraagstuk.’
‘Regime change’
‘Voor het doorzetten van de omslag naar natuurinclusieve landbouw zijn er structurele veranderingen nodig in het voedselsysteem en -beleid als geheel. Transitietheoretici spreken dan van een ‘regime change’ waarbij gangbare praktijken, algemeen geaccepteerde regels, geldend beleid en bestuurlijke structuren aangepast, omgevormd of zelfs vervangen worden [1]. Onvoldoende verdienvermogen voor de boer is een hardnekkig probleem, dat in deze ‘regime change’ bijvoorbeeld ook een rol speelt. Voor optimalisatie van het boerenbedrijf rondom één doel is soms een prima verdienmodel te ontwikkelen. Denk bijvoorbeeld aan ‘low carbon farming’ door o.a. groene energiemaatregelen. Het integraal (door het hele bedrijf) sturen op integrale doelen (onderling afgestemd en volledig) is zowel in omschakeling als in structureel verdienvermogen echter nog niet altijd voor iedereen rendabel.’
‘De transitie naar natuurinclusieve landbouw en een duurzaam voedselsysteem vraagt van ons als maatschappij dat wij de boer waarderen voor het combineren van voedselproductie met zorg voor de natuur en het landschap. Dat we ons als consumenten realiseren dat we deze inzet ook financieel moeten belonen. Dat we ons als voedselsector in zijn volledigheid verantwoordelijk voelen voor het medemogelijk maken van de boer z’n inzet. En dat we ons als burger ook medeverantwoordelijk voelen voor de (agrarische) natuur die hierdoor tot stand komt (zelfs al betekent het dat wij dan soms ook iets minder hard mogen rijden).’
Het project Interventielogica NIL
‘In het project Interventielogica NIL werken we in opdracht van, en samen met, het Ministerie van LNV en de provincies aan een ontwerp voor een samenhangende instrumentenmix voor de transitie naar natuurinclusieve landbouw (NIL). De interventielogica beschrijft hoe instrumenten en maatregelen van LNV en provincies bij kunnen dragen aan korte termijn resultaten en beoogde lange termijn maatschappelijke effecten en welke condities daarbij van belang zijn (zie figuur). Hiermee willen we overheden ondersteunen bij het intensiveren van hun inzet voor NIL.’
We zijn begonnen met een inventarisatie
‘We zijn vorig jaar september begonnen de instrumenten die LNV en de provincies Noord-Holland, Drenthe, Gelderland en Noord-Brabant nu al in zetten in kaart te brengen, evenals de doelen die ze hiermee willen bereiken. Hieruit blijkt dat alle genoemde overheden actief zijn op het vlak van verduurzaming van de landbouw, maar wel onder verschillende, overlappende noemers (kringlooplandbouw, natuurinclusieve landbouw, regeneratieve landbouw). De omslag naar natuurinclusieve landbouw moet volgens hen onder meer bijdragen aan het versterken van de biodiversiteit in en om het landelijk gebied, CO2-reductie, het verbeteren van de waterkwaliteit, een volhoudbare landbouw en een vitaal landelijk gebied.’
Opvallend is de focus op opbouw en ombouw
‘Je zou een transitie grofweg kunnen uittekenen in 2 lijnen: nieuwe structuren en oude structuren. Nieuwe structuren bouw je op en bouw je voort. Oude structuren bouw je om of bouw je af [2]. Opvallend is dat de huidige instrumenten van provincies en LNV vooral aangrijpen op de opbouw en ombouwfase van de transitie naar NIL. Bij opbouw gaat het om het ontstaan van en experimenteren met vernieuwingen, zoals NIL, als alternatief voor het dominante ‘regime’. Ombouw gaat om het aanpassen van niet-volhoudbare praktijken aan nieuwe omstandigheden. De overheden zetten nog weinig instrumenten in die bijdragen aan de voortbouwfase, gericht op het normaliseren van NIL, of aan de afbouw van niet-volhoudbare landbouwpraktijken. In een werksessie brachten betrokkenen hiervoor wel ideeën naar voren. Zo zou de transitie mogelijk versterkt kunnen worden door meer in te zetten op het vergroten van de afzet voor duurzame producten via instrumenten als ‘true pricing’ en Btw-verlaging. Afbouw zou kunnen door scherpere milieueisen te stellen en subsidies voor niet-duurzame productie af te bouwen.’
Het conceptontwerp wordt besproken met stakeholders
‘Op dit moment brengen we de geïnventariseerde instrumenten en doelen samen in een concept-ontwerp interventielogica, die we gaan bespreken met de betrokken beleidsmakers en andere stakeholders. Hierbij komen vragen aan bod als: Welke aanscherpingen en aanvullingen zijn nodig in de instrumentmix en in de doelen? Hoe dragen de instrumenten samen bij aan de doelen? Sluiten de instrumenten voldoende aan bij door stakeholders ervaren barrières voor natuurinclusieve landbouw? Wat is een passende rolverdeling tussen betrokken overheden?’
‘Waarschijnlijk komen ook de nodige kennis- of leervragen naar boven waar we samen met betrokkenen nu nog geen antwoorden op kunnen formuleren. Belangrijke kennisleemtes kunnen we samen met betrokkenen oppakken in het vervolg van het project dat doorloopt tot en met 2023, of elders agenderen.’
Op de hoogte blijven van dit project
‘Het is een lopend project; er zijn dus nog geen rapportages. Wel kan je je via een e-mail aan Froukje aanmelden als je belangstelling hebt om over het vervolg geïnformeerd te worden. We denken nog na over het opzetten van of aansluiten bij een interactief platform voor dit project.’
natuurinclusieve landbouw: 'Onze definitie (gebaseerd op LBI rapport uit 2017) omschrijft Natuurinclusieve Landbouw als zijnde een vorm van landbouw die de natuur spaart (i.e. zo min mogelijk negatieve effecten), benut (i.e. functionele agrobiodiversiteit of weerbaarheid ecosysteem) en verrijkt (i.e. iets toevoegt aan de natuur door landschapselementen te plaatsen/beheren, niet-productief randenbeheer, ecologisch slootschonen, etc.)'
[1] Geels, F.W and J. Schot (2007) Typology of sociotechnical transition pathways. In: Research Policy, Volume 36, Issue 3, pp 303-432.
[2] DRIFT en NSOB – 2020 – Sturing in Transities-Een raamwerk voor strategiebepaling