De landbouw staat niet stil. Dat is overduidelijk. Wat is de beste toekomst voor agrarische bedrijven? Wat is het beste is voor het landelijk gebied? Dat zijn lastige vragen. Agrarische bedrijven zoeken hierin elk hun eigen weg. Een deel van die weg loopt via de Omgevingswet en gemeentelijke beleidsregels. In 2023 moet de Omgevingswet starten. Agrariërs moeten naast Omgevingswet met veel regels rekening houden. Zoals mestregels of uitvoeringsregels van ‘GLB 2023’ (EU subsidiebeleid via rijksoverheid en provincie). Kortom, vele bewegingen. Nieuw in de omgevingswet is meer mogelijkheden voor maatwerk en voor meer kwaliteit van de leefomgeving. Helmer Wieringa is zelfstandig adviseur over toekomstvragen van landbouw en landelijk gebied, met accent op de Omgevingswet. Op ons verzoek gaat Helmer in deze blogs na wat gemeenten kunnen doen met nieuwe landbouwopgaves en -andersom- hoe agrariërs hiermee om kunnen gaan.
Blog 1 ‘Landbouw’ verdwijnt- Over: ‘de landbouw’, voedselsysteem, regeneratief, lokaal-mondiaal
“We spreken en schrijven graag over ‘de landbouw’ of ‘de boeren’. Tot nu toe gaat het in bestemmingsplannen over de ‘landbouw’ als een belangrijke functie. Kijk maar in de toelichtingen van bestemmingsplannen. De landbouw (de agrarische bedrijven) heeft hierdoor bijna het alleenrecht voor nieuwe gebouwen vanwege hun relatie met grond (termen: bouwvlak, volwaardig bedrijf). ‘Alleen boeren mogen in buitengebied bouwen, omdat ze grond nodig hebben.’. Zo is het leidend principe, ook van de provinciale verordening ruimte.
Blijft dat zo? Nee en ja
Dat ‘alleen boeren mogen bouwen …’ was goed in tijden van voedselschaarste. Maar dat is nu een beetje omgekeerd. Nu is de vraag: is dit ‘bouwrecht’ nog nodig voor productie voor export op de wereldmarkt)? Is dit handig als we veel veevoer en kunstmest moeten invoeren? Daar ligt mede oorzaak van stikstofdiscussie. Is dit handig als er veel fossiele brandstof, waterverbruik e.d. bij nodig is? En: hoever gaat dit in oppervlaktes, zoals bij megastallen of biomassa installaties op bedrijven? Kortom, spreken over ‘de landbouw’ en ‘de boeren’ is voor beleid onhandig. Als gemeente (of provincie) kun je beter ‘de landbouw’ opsplitsen in typen van bedrijven.
Welk type dan? Maar eerst: mag je wel typen van agrarische bedrijven ‘regelen’?
Ja dat mag. Nu mag dit ook al, namelijk als het nodig is voor een ‘goede ruimtelijke ordening’, zoals de wet dit noemt. Daarom is er in veel bestemmingsplannen onderscheid in: wel of geen nieuwvestiging, grondgebonden versus intensieve veehouderij, kassengebieden, gebruik voor grasland/bouwland/fruitteelt/bollenteelt. Met deze regels is bereikt dat ‘niet overal alles’ is vol gebouwd. En er is bereikt dat er voldoende landschap, natuurgebieden of drinkwatergebieden zijn.
Voor de gemeente
Als gemeente mag je dus ‘sturen’ naar type agrarisch bedrijf. Bij gemeenten is dit bekend. Maar het is onvoldoende voor de nieuwe ‘transitie’vragen. Onvoldoende om agrarische bedrijven die goed doen voor lokale doelen, te onderscheiden van bedrijven die goed zijn voor mondiaal. Of om te sturen in bedrijven die verschillend zijn in gebruik fossiele energie of water. Of die verschillend zijn voor landschap en omringende natuurgebieden. De Omgevingswet biedt meer ruimte voor keuzes dan het oude principe ‘voor een goede ruimtelijke ordening’.
Voor de deskundige: integrale gebiedswaarde plus gebiedskwaliteit is méér dan huidige bestemming; toetsing schuift naar toetsing activiteiten; systeemhandhaving biedt ruimte om het ‘goede’ te handhaven boven handhaving en toepassing van uitsluitend strikte regels.
Voor de agrarisch ondernemer
Via de vergunningen van de gemeente mag de gemeente kijken naar het ‘type bedrijf’. Dat is soms lastig, omdat de gemeente niet over alles gaat. De gemeente gaat niet over mest, fiscus of het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). De gemeente gaat via het ‘omgevingsloket’ vooral over grondgebruik, milieu en gebouwen. Waar mag wat en waarom? Met de komende Omgevingswet wordt dit nog ‘steviger’. Wat te doen?
Het huidige bestemmingsplan maakt keuzes waar grondgebonden, waar stallen en kassen, waar bollen of grasland, waar beschermd landschap, waar natuur … blijft. Wat niet blijft is dat elk bedrijf hetzelfde ‘mag’. Simpelweg, omdat elke plek anders is. Wat je bedrijf ‘goed’ doet voor de plek en je omgeving mag de gemeente meenemen bij een besluit. Nu moet je ook veel onderzoek aanleveren. Dat is vooral om te kijken dat je geen kwaad doet voor flora, archeologie, etc. Straks gaat het er om dat je ook ‘goed’ doet. En dan mag echt alles langskomen: flora, weidevogels, bodemecologie, waterkwaliteit, energiegebruik of -productie, landschappelijk, sociale inzet, lokale economie, klimaat… Wat precies, hangt af van de gemeente. De ene gemeente wil productie voor de wereldmarkt en het gebruik van fossiele energie beperken, Een andere gemeente kan dit stimuleren.
Het beste is om niet alleen aan te tonen dat iets geen kwaad doet (geen negatieve effecten), maar ook om aan te tonen wat je bedrijf aan goede dingen doet. Dat past de meeste ondernemers ook het beste. ‘Goed’ is dan wel: wat de gemeenteraad wil. Wat de ondernemer wil, moet daaraan bijdragen. Wil je iets anders of past het niet, dan is de boodschap logischerwijs een andere plek..
Ook belangrijk om te vermelden is dat je voor een vergunning als ondernemer met de Omgevingswet alle onderzoeken en bewijslast zelf moet aanleveren (ook het zogenaamde onafhankelijke onderzoek) met behulp van gegevens door gemeente. Doel is dat ondernemers zelf aan het roer blijven. Weerbarstig feit hierbij is is dat een ondernemer tig adviseurs moet inkopen.
Voor de samenspraak
Deze voorbeelden geven direct aan dat de discussies stevig kunnen worden. De vragen wijken erg veel af van de vragen en antwoorden die iedereen gewend is. Om nu niet ‘in strijd’ te beginnen, biedt de provinciale Voedselvisie (GS 2021) een aanzet. Deze visie zegt dat je de discussie als gemeente, eigen agrariërs en lokale organisaties het beste kunt starten met de vraag ‘Welk voedsel willen we in gemeente produceren’. ‘Welk voedsel willen we van dichtbij?’ ‘Welke vorm hoort bij ons?’ ‘Welke andere vorm willen we ook behouden of ontwikkelen?’ ‘De landbouw’ bestaat dan niet meer: het gaat om ‘voedsel’ of ‘voedselsysteem’ en lokale bedrijven die inkomen en leefkwaliteit combineren. Zo zijn er gemeentes al bezig met ‘voedselagenda’s’ die vooral over gezondheid van de bevolking gaan. Hier kun je op voortbouwen of mee combineren. De Omgevingsvisie verbindt alles als opstap naar het Omgevingsplan (bestemmingsplan).”
Extra: "Regeneratieve landbouw, kringloop, natuurinclusief? Met de toekomstdiscussie over de landbouw komen nieuwe termen. Over kringlooplandbouw en natuurinclusief: zie blog 2 - Kringlooplandbouw dichtbij. Ook de term ‘regeneratieve landbouw’ duikt op. Dat licht ik hieronder toe. Regeneratief betekent letterlijk ‘herstellend’: het duidt op herstel van het natuurlijke systeem. Daarom is regeneratieve landbouw “een verzamelterm voor alle manieren van landbouw die vóór of met de natuur werken” (citaat Voedselvisie). Het is dus niet één nieuwe vorm van landbouw. Het is een parapluterm. De nadruk ligt op een beter samenspel met de bodem; vooral met het levende bodemsysteem (op, in en boven de bodem). Vormen zijn: natuurinclusieve landbouw, biologische landbouw, kringlooplandbouw, agroforestry of agro-ecologie. De term kan handig zijn als parapluterm, of onhandig omdat het niet als landbouwvorm bestaat. Oppassen dus."
De blogs in deze reeks
Blog 1 ‘Landbouw’ verdwijnt – (hier ben je nu)
Blog2 Kringlooplandbouw dichtbij – lees hem hier
Heb je vragen?
Helmer Wieringa kan ingaan op vragen ‘waar u als gemeente of ondernemer tegenaan loopt’. Mail de vraag naar: hwieringa@landco.nl