Voor akkerbouwers liggen er grote uitdagingen, zeker ook in Noord-Holland. Verzilting, waterbeheer, meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen, het wordt er allemaal niet makkelijker op. Maar Leen Janmaat, senior-onderzoeker bodem, biodiversiteit en klimaat bij het Louis Bolk Instituut, ziet zeker nog toekomst voor de akkerbouw. Dat vraagt wel meer vakmanschap van de akkerbouwer. We leggen hem verschillende dilemma’s voor.
Verzilting: voorkomen of mee leren leven
“Verzilting is een van de problemen waar de akkerbouw tegenaan loopt. In de Haarlemmermeer is op sommige plekken nauwelijks nog akkerbouw mogelijk. Daar zijn twee oplossingsrichtingen mogelijk: verzilting voorkomen door waterbeheer en water bufferen, of kijken hoe je met verzilting om kunt gaan. Op Texel is een proeflocatie waar blijkt dat sommige aardappelrassen redelijk zouttolerant zijn. Maar dat zal zeker niet voor alle teelten mogelijk zijn, dus de oplossing zit hem toch vooral in waterbeheer.”
Waterbeheer: bufferen of zuinig gebruiken
“Er zijn al bedrijven die waterbassins aanleggen, vaak met een beetje natuur eromheen, en die in de winter vullen met zoet water, zodat ze in een droge zomer een voorraadje hebben.
Een andere insteek qua waterbeheer is nog zuiniger omgaan met het beschikbare water. Bij beregening met een haspel verdampt er veel water, of het waait de verkeerde kant op. Daarom worden er al diverse proeven gedaan met druppelirrigatie, bijvoorbeeld in de uienteelt. Daarin bekijken we hoeveel water je nou daadwerkelijk bespaart ten opzichte van beregenen met een haspel. Ook moet zo’n proef uitwijzen of je de investering terug kan verdienen.
Er zijn grofweg twee vormen van druppelirrigatie. Bij de ene methode leg je de slangen elk jaar weer neer, wat wel extra arbeid vraagt en afval veroorzaakt. Bij de andere methode graaf je ze permanent in op 40 centimeter, zodat je daarboven nog je bodem kunt bewerken. Maar werkt dat ook, op die diepte? Bij grasklaver zien we bijvoorbeeld dat klaver wellicht wat dieper wortelt en profiteert, maar het gras niet. In opbrengst droge stof zagen we geen verschillen. Het varieert natuurlijk ook per bodem, hoe ver de capillaire opstijging reikt. Ook diep wortelende gewassen zullen meer profiteren van druppelirrigatie.”
Wel of geen (diepe) grondbewerking
“Daarmee kom ik meteen op het volgende punt qua waterbeheer: wel of geen (diepe) grondbewerking. Er is een duidelijke tendens naar ondiep ploegen, bijvoorbeeld met de ecoploeg. Ook dat heeft invloed op de waterbeschikbaarheid. Bij ondiepe bewerking zoals bij Niet-Kerende Grondbewerking (NKG) blijft er een betere aansluiting op diepere lagen. Een aaneengesloten laag geeft bij droge omstandigheden betere kieming na zaaien. Bovendien behoud je meer organische stof bovenin het profiel, dat ook weer vocht vasthoudt. Voor een gewas als uien is het raadzaam om vooraf wel (ondiep) te ploegen. Wij raden overigens aan om zo’n ecoploeg samen met de buren aan te schaffen, zodat het sneller rendeert.”
Stikstof: uitspoeling voorkomen
“En dan hebben we natuurlijk meststoffen, en met name stikstof. De truc om de waterkwaliteit hoog te houden is uiteraard uitspoeling voorkomen. Dat betekent dat je moet zorgen dat je op het juiste moment de juiste hoeveelheid mest toedient in de juiste vorm. Om dit te kunnen doen heeft het Louis Bolk Instituut rekenmodel NDICEA ontwikkeld, dat via een website direct beschikbaar is. Met een scherpe manier van bemesting valt er nog veel te winnen. De EU-norm is 170 kg N per hectare, maar er zijn bedrijven die het redden met 90 kg. Dan hebben we het niet meer over máximale opbrengst, maar over óptimale opbrengst. Want laten we wel wezen: voor die laatste extra ton opbrengst zijn (te) veel inputs nodig. En als je de kosten van die inputs er aftrekt, zijn de verdiensten niet per se hoger. Maar dat vraagt wel om een andere kijk op landbouwproductiviteit.”
Gewasbescherming: meer maatwerk
“Gewasbescherming, ook een lastige. In het oppervlaktewater worden aardig wat residuen gevonden. Jaren geleden waren die hoger dan de norm, en dat is toen opgelost door de norm te verhogen. Maar ja, dat lijkt me toch camouflage. De waterbeheerders zijn in elk geval bevreesd, dus er moet wel echt iets gebeuren. Dat kunnen we gerust een uitdaging noemen.
Ik zie dat boeren vaak een vertrouwensrelatie hebben met de erfbetreder die hen adviseert over gewasbescherming. Je drinkt samen koffie, het is een aardige man, dus als hij zegt dat je maar beter kunt spuiten, dan doe je dat. Maar laten we wel wezen: hij verdient zijn salaris toch echt met de verkoop van middelen, waaronder gewasbeschermingsmiddelen. We zien in de praktijk dat onafhankelijke adviseurs minder snel een spuitadvies afgeven.”
Bewust scouten loont
“Het bepalen van de schadedrempel vraagt vakmanschap en kennis van zaken. In de glastuinbouw is dit beter ontwikkeld, hier wordt vaak dagelijks gescout. Met extra kennis over plagen en natuurlijke vijanden is er dus nog ruimte voor verbetering! We hebben een project gehad rond dit onderwerp, ‘Bloeiend bedrijf’, en door bewust te scouten in het gewas gingen 63% van de deelnemers na afloop anders om met gewasbescherming met als gevolg minder inzet van middelen tegen met name bladluizen.
Ander mooi voorbeeld: een bedrijf in Noord-Holland besloot een akkerrandenmengsel ook te zaaien in zijn spuitspoor. Daarmee krijg je een dooradering van je perceel, en dus veel meer ondersteuning van natuurlijke vijanden. Wat bleek? Hij hoefde helemaal niet meer te spuiten tegen bladluis. Dit soort maatregelen kosten weinig extra en creëert goodwill bij de burgers.”