Provincie Noord-Holland heeft KplusV gevraagd om inzichtelijk te maken welke grondfondsen er zijn die een rol kunnen spelen in de transitie naar een meer natuurinclusieve landbouw in de provincie Noord-Holland. Het doel is om inzicht te krijgen in de diverse actoren en instrumenten die de transitie naar een natuurinclusieve landbouw kunnen stimuleren.
Het eindrapport kunt u onderaan dit artikel downloaden
Een transitie van het huidige productiesysteem naar een meer natuurinclusieve landbouw is complex. Het vereist niet alleen nieuwe manieren van denken maar ook nieuwe samenwerkingen en investeringen en vraagt een andere opstelling van banken, grondeigenaren en belanghebbende organisaties. Agrarische ondernemers zitten vast aan langlopende financiële verplichtingen en ingewikkelde regelgeving en dure grondprijzen vormen een complex obstakel voor vernieuwing.
Volgens het rapport ‘financierbaarheid van natuurinclusieve landbouw, dat het Nationaal Groenfonds in opdracht van het ministerie van LNV heeft opgesteld, zijn er drie grote knelpunten waar ondernemers tegenaan lopen:
1. Grondeigendom en hoge grondprijzen
Bij alle vormen van landbouw is de bodem een belangrijke factor. De bodem moet goed vruchtbaar zijn en langtijdig bewerkt kunnen worden. Hiervoor zijn langjarige pachtafspraken of goede financieringsregelingen cruciaal. Er zijn veel belemmeringen bij aanschaf van grond voor natuurinclusieve landbouw.
Grond- en pachtprijzen zijn zeer hoog en komen niet meer overeen met het opbrengend vermogen van de grond. Hierdoor is het financiële rendement van landbouwgrond laag en zijn financiële instellingen vaak huiverig om te financieren.
Eén van de achterliggende oorzaken van hoge agrarische grondprijzen in Nederland is een onbalans in vraag en aanbod. Er is een zeer hoge vraag naar grond in Nederland en er bestaat geen beschermende gedifferentieerde markt voor landbouwgrond.
Grond wordt in Nederland verhandeld op de grondmarkt. De agrarische grondmarkt heeft een aantal bijzondere kenmerken die complex met elkaar samenhangen. Hiervan heeft de Rabobank een conceptueel raamwerk gemaakt dat in figuur 1 is opgenomen.
Figuur 1: conceptueel raamwerk (bron: Rabobank)
In dit raamwerk zijn verschillende factoren zoals grondeigendom en gebruik weergegeven die de beschikbaarheid en de financierbaarheid van agrarische grond beïnvloeden.
2. De afzetmarkt
Een tweede obstakel bij natuurinclusief produceren is de afzetmarkt. Al lange tijd zijn er vele vormen van subsidies beschikbaar voor de reguliere en conventionele landbouw waardoor deze de markt domineert. Landbouw technieken zijn inmiddels zeer geavanceerd waardoor producten van hoge kwaliteit, goedkoop geproduceerd kunnen worden. Ondernemers die lokaal en duurzaam willen produceren kunnen vaak op prijs niet concurreren met goedkope producten in de supermarkten.
3. De overdracht van stoppende op startende agrariër
Naast de afzetmarkt en grondeigendom is de bedrijfsoverdracht vaak een drempel voor de overstap van traditionele landbouw naar een meer natuurinclusieve landbouw. Landbouwbedrijven die al 30 jaar goed draaien zijn zeer kapitaal intensief.
Stoppende agrariërs in familiebedrijven hebben niet altijd een directe opvolger. Wel zijn er vaak nieuwe en jonge ondernemers die het bedrijf willen overnemen, ook vaak met ambities om het bedrijf naar natuurinclusiviteit te transformeren. Deze jonge ondernemers kunnen vaak het vermogen niet opbrengen wat nodig is om het bedrijf over te nemen. Deze kosten zijn vaak alleen op te brengen door grote bestaande bedrijven waardoor ze vaak in handen van de reguliere landbouw blijven.
Maar innovatieve en duurzame agrarische ondernemers, die nog niet actief zijn in de landbouw, weten vaak wat er speelt in de samenleving en maatschappij en nemen dit mee in hun bedrijfsvoering. Zij willen veelal kleinschalig, biologisch en ecologisch produceren waar de consument weer betrokken wordt bij de voedselproductie en er samenwerking ontstaat tussen kleine ondernemingen.